Verdienmodel


Een goed dierenwelzijn kan alleen bereikt worden als dit samen gaat met een goed verdienmodel voor de boer en met een product dat goed aansluit bij de wensen van de consument. Een boer kan niet groen doen wanneer die rood staat. Alleen wanneer een boer zekerheid heeft dat de investeringen en andere kosten (terug)betaald worden kan deze aanpassingen doen. Hiertoe zijn verschillende mogelijkheden.

Samenwerking in vaste ketens

Veel veehouders zijn van oudsher gewend om hun dieren of producten te verkopen aan wisselende afnemers. Daarbij ging het er vooral om wie tegen de laagste prijs kon produceren. Dat model is echter niet meer volhoudbaar. Door alleen te concurreren op prijs, is er weinig ruimte voor een goed, stabiel inkomen, en wordt het doen van extra investeringen in dierenwelzijn, milieu en klimaat zeer lastig. Momenteel is een beweging gaande naar meer samenwerking in vaste ketens, waarin ook afspraken over vergoedingen voor verduurzaming gemaakt kunnen worden.

Voorbeelden van dit soort vast ketens die zich richten op meerwaardeproductie zijn:

  • Supermarktketen PLUS, die 1 ster Beter Leven varkensvlees van een vaste groep varkenshouders afneemt en met deze varkenshouders afspraken maakt over verdere verduurzaming en vergoeding van de kosten hiervan.
  • Natuurvlees Nederland, dat ca. 90 aangesloten rundveebedrijven heeft die 2 sterren Beter Leven keurmerk gecertificeerd zijn. Zij hebben zelf aanvullende criteria voor natuurbehoud en -herstel ontwikkeld voor verdere verduurzaming. Natuurvlees Nederland werkt samen met Sligro als vaste afnemer en maakt met alle ketenpartners afspraken over de prijzen.
  • Wroetvarken is een concept van 1 ster Beter Leven varkenshouders, die hun dieren houden in strooiselstallen. De aangesloten bedrijven werken samen met ca. 100 vaste slagers, met welke zij ook regelmatig overleg hebben.
  • Kipster heeft een samenwerking met supermarkteten Lidl, die naast de eieren ook het vlees van de hanen verkoopt. Deze samenwerking is langlopend, zodat er zekerheid is over de afzet van de producten voordat er wordt geïnvesteerd in bijvoorbeeld nieuwe stallen.
  • Lidl verkoopt als eerste supermarkt in Nederland biologische kaas met 3 sterren van het Beter Leven keurmerk. Koeien hebben meer ruimte in de stallen, comfortabele en grotere ligplekken en meer drink- en voederplaatsen zodat kuddedieren samen kunnen eten en drinken. Ze staan tenminste 180 dagen per jaar en 8 uur per dag in de weide. Lidl is hiervoor een nauwe, langetermijnsamenwerking aangegaan met Vandersterre, Rouveen Kaasspecialiteiten en een groep melkveehouders, die een meerprijs ontvangen.
  • Livar is een 3 sterren Beter Leven keurmerk gecertificeerd varkensconcept met meerdere bedrijven in Limburg. Zij hebben zelf de afzet van hun producten aan slagers, restaurants en consumenten in handen. Een pionier op het gebied van dierenwelzijn en werken in een korte keten.
  • Kalverliefde zuivel is biologische melk van boeren die de kalfjes na de geboorte bij de koe houden. Dit heeft grote voordelen voor de gezondheid en het gedrag van de dieren. Sinds oktober is Kalverliefde te koop bij de Albert Heijn, waarmee er ook een verdienmodel is gecreëerd voor de veehouders.

De afspraak die bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties zoals de Dierenbescherming in Noordwest-Europa zouden moeten maken, is dat de prijs voor dierlijke producten de veehouder tenminste een modaal gezinsinkomen moet kunnen opleveren. Daarenboven moeten er afspraken gemaakt worden dat meerkosten voor een hoger dierenwelzijn structureel uit de markt vergoed moeten worden. Ook hierin moet de overheid een controlerende en handhavende rol spelen, bijvoorbeeld door een onafhankelijke marktmeester aan te stellen.

Op dit moment zijn in er in Nederland al voorbeelden van ketens waarin veehouders, verwerkers en supermarkten afspraken hebben gemaakt over een prijs voor de veehouder die rekening houdt met zijn inkomen en met financiële ruimte voor verdere verduurzaming. Alle retailers, foodservice- en horecabedrijven dienen zich aan dergelijke afspraken te committeren en de overheid dient dit indien nodig af te dwingen.

Uitwisseling van duurzame producten in Noord-West Europa

Bedrijfsleven, overheden en NGO’s in Noordwest-Europa moeten zich verbinden, alleen producten te produceren en te verkopen die aan de afgesproken dierenwelzijnsstandaarden voldoen. Het gebied waar de Nederlandse veehouderij toch altijd al het overgrote deel van zijn producten afzet, wordt zo één markt met ketens van fokkerij tot en met retail, foodservice en horeca die zich aan dezelfde dierenwelzijnsstandaarden houden. Dit, aan de hand van een hiervoor ingevoerde en door de overheid gecontroleerde Noordwest Europese ‘method of production labeling’.

Ruimte voor duurzaamheidsafspraken

Binnen ketens, van boer tot en met supermarkt, food service of horeca, kunnen afspraken gemaakt worden over verdere verduurzaming waaronder verhoging van het dierenwelzijn, inclusief afspraken hoe de lasten en de lusten hiervan over de ketenschakels te verdelen.

Bij de laatste wijziging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU is ook de EU Gemeenschappelijke marktordeningsverordening voor landbouwproducten aangepast. Deze biedt nu veel meer mogelijkheden voor boeren om met hun afnemers binnen een keten, maar ook over meerdere ketens heen, prijsafspraken te maken over verdere verduurzamingsstappen. Dit wel, onder o.a. de voorwaarde dat hetzelfde doel niet op een andere manier gehaald kan worden. De Autoriteit Consument en Markt (ACM, die in Nederland de mededingingsregels handhaaft heeft aangegeven de veehouders te willen adviseren over het maken van dit soort afspraken.

Tegenhouden van import van buiten de EU

De Europese en nationale overheden moeten de import van producten die niet voldoen aan onze dierenwelzijnsstandaarden verbieden en tegenhouden. Om import uit verre landen te beperken, zeker als deze landen buiten de EU liggen en niet voldoen aan dezelfde dierenwelzijnsnormen als in de Europese Unie, is nieuw beleid nodig. In handelsverdragen die worden gesloten moeten regels opgenomen worden over dierlijke producten. Als ze niet aan de EU-dierenwelzijns- en andere bovenwettelijke duurzaamheidsnormen voldoen zouden ze niet geïmporteerd mogen worden. Of er moet een importheffing opgelegd worden die het financiële voordeel ongedaan maakt van het niet aan de dierenwelzijns- en andere duurzaamheidsnormen voldoen. Ook het labellen van producten, waardoor zichtbaar wordt voor de consument of deze voldoen aan EU-normen (of bovenwettelijke standaarden), kan de markt voor producten met lagere standaarden verkleinen. Zodoende behoudt de boer die zich inzet voor dierenwelzijn en het milieu een gelijk speelveld.

Bovendien moet de import van veevoergrondstoffen uit verre landen, zoals soja uit Zuid-Amerika, vervangen worden door Europese eiwitten en reststromen. Het grootste deel van het veevoer wordt nu geïmporteerd. Terwijl de geproduceerde mest grotendeels in Nederland achterblijft. Nederland kent daardoor een mestoverschot. Het gevolg is dat in een aantal regio’s veel meer mineralen aan de bodem worden toegevoegd dan door de gewassen kunnen worden opgenomen. Dit teveel aan mineralen hoopt zich op in de bodem of lekt uit naar het grondwater en het oppervlaktewater. Door de import van veevoer uit verre landen tegen te houden, wordt deze onbalans van mineralen (bijvoorbeeld stikstof) aangepakt. Veevoer komt dan van eigen bodem daar waar de mest ook opgebracht kan worden.

Meer lezen?

Bekijk hier het onderzoek dat WUR verricht heeft over duurzaamheidsafspraken in de landbouw in opdracht van o.a. de Dierenbescherming.

Bekijk hier de beschrijving van instrumenten die kunnen helpen het verdienvermogen van de veehouder te verbeteren om zo meer ruimte voor investeringen voor het verder verhogen van het dierenwelzijn te creëren die Connecting Agri & Food op verzoek van de Dierenbescherming opstelde.

Contact

Heb je een vraag? Of wil jouw organisatie ook meedoen aan deze campagne? Stuur ons een e-mail.