In een extensiever systeem met gezondere dieren heeft de boer een lagere kostprijs en meer werkplezier. Er hoeft geen of minder krachtvoer en kunstmest ingekocht te worden, geen of minder mest afgezet te worden, en de diergezondheidskosten nemen af. Er hoeft niet meer op het scherpst van de snede geproduceerd te worden, wat de werkdruk kan verlagen en meer tijd biedt om bijvoorbeeld met de dieren bezig te zijn. Er kunnen wel minder dieren gehouden worden op dezelfde hoeveelheid grond. Om te compenseren moet de boer beloond worden voor de inspanningen voor dierenwelzijn, biodiversiteit, waterkwaliteit, etc. Vergoedingen voor deze diensten kunnen vanuit de markt of overheden komen. Zo kan de overheid via het GLB en andere subsidies een bijdrage leveren, maar ook grond beschikbaar stellen of de vrijgekomen productierechten kopen.
Vaste korte ketens waarin afspraken gemaakt worden zijn waardevol om meerkosten via de markt vergoed te krijgen. Dit zorgt voor een sterke (financiële) positie van iedere ketenschakel, zeker als veehouders hierin meer met collega-veehouders gaan samenwerken. Bovendien is er voor de betrokkenen voor een langere tijd zekerheid. De druk om zoveel mogelijk te produceren voor lage kosten is verdwenen: de nadruk ligt op duurzame productie in plaats van kwantiteit. Zie ook Verdienmodel.