Varkens worden gehouden in integraal duurzaam ontworpen stalsystemen. De stallen zijn gevarieerd en hebben verschillende functiegebieden waar de dieren eten en drinken, rusten, wroeten en hun behoeften doen. Mest en urine kunnen zo worden opgevangen en gescheiden met een zo klein mogelijk gedeelte roostervloer, zoals met een varkenstoilet. Het deel voor wroeten en liggen is een dichte vloer voorzien van een dikke laag stro. Mest en urine worden beide dagelijks afgevoerd. Dit leidt tot een gezonder stalklimaat en daardoor minder luchtwegontstekingen bij de varkens. Bovendien wordt zo de ammoniakemissie verlaagd. De mest en urine kunnen worden gebruikt voor bemesting van landbouwgrond.
Zeugen krijgen minder biggen per worp zodat zij die zelf kunnen grootbrengen. De fokzeugen zijn robuuster en hebben daardoor minder last van voortplantingsproblemen en ziektes gerelateerd aan het zogen van biggen, zoals pootproblemen. De geboorte van de biggen gebeurt in een vrijloop groepskraamhok: de zeugen en hun biggen krijgen enkele dagen na geboorte van de biggen toegang tot een ruimte waar ook andere zeugen met hun biggen in kunnen. Dit past bij het natuurlijk gedrag van de zeug. De biggen krijgen zo meer bewegingsruimte. En als de biggen na 35 a 42 dagen van de zeug gescheiden worden om naar de biggenopfokafdeling te gaan, zijn er minder rangordegevechten en lope de biggen geen nieuwe ziektekiemen op doordat de biggen elkaar al kennen uit het groepskraamhok.
Voor zeugen bieden vrijloopkraamhokken, zeker in combinatie met een groepskraamhok, veel voordelen. Hierdoor kunnen zij (bijna) de hele kraamperiode los rondlopen. De zeug kan voor het werpen een nest bouwen, en heeft daarna meer sociaal contact met haar biggen. De biggen kunnen met de zeug mee-eten en leren zo van haar vast voedsel op te nemen, waardoor ze bij het afspenen sterker zijn en goed blijven eten. Het vrijloopkraamhok is groter en geeft de biggen meer ruimte om te exploreren, te rennen en te spelen. Dit alles geeft zeugen de ruimte moederzorg te geven en de biggen om moederzorg te ontvangen. Dit verbetert het welzijn van de varkens.
Alle varkens hebben een diergericht ontworpen uitloop naar buiten; een weiland waar ze kunnen wroeten en modderbaden kunnen nemen. Doordat de houderij voorziet in de behoeften van de varkens komt staartbijten niet meer voor en couperen is daarom niet meer nodig. De andere ingrepen - hoektandjes slijpen en castreren, komen ook niet meer voor.
Het voer voor de varkens komt van reststromen van de akkerbouw en uit de levensmiddelenindustrie om de stikstofverliezen en de broeikasgasuitstoot van het vlees te verlagen. Dit wordt indien nodig aangevuld met mineralen en eiwitten van Europese herkomst. De mest wordt afgezet op eigen land of in samenwerking met lokale akkerbouwers.