Robuuste rassen

Robuuste rassen

Door dieren niet meer te fokken op hoge productie (zoals veel melk, eieren, snelle vleesaanzet en/of veel biggen per worp), maar te kiezen voor dieren die tegen een stootje kunnen, verbetert het dierenwelzijn. Problemen zoals kreupelheid, uierontsteking en sterfte van (jonge) dieren zullen afnemen. De productie-efficiëntie van robuustere rassen is misschien wat lager, maar daar staat tegenover dat er minder dieren sterven (minder verspilling van leven en grondstoffen), het medicijngebruik neemt af en dieren kunnen mogelijk beter omgaan met voer van reststromen. Daardoor zijn er ook positieve effecten van deze raskeuze op het milieu. Robuustere rassen gaan ook richting dubbeldoel dieren, dat wil zeggen dat ze niet alleen redelijk wat melk of eieren produceren, maar uiteindelijk bij de slacht ook wat meer en kwalitatief beter vlees. Daardoor kunnen ook mannelijke dieren, die geen melk of eieren produceren, beter verwaard worden. Voor de boer is het werken met deze rassen prettiger omdat ze makkelijker te managen zijn en bijvoorbeeld minder vaak gezondheidsproblemen zullen hebben. Ook passen dit soort rassen beter in extensievere veehouderijsystemen, waar de dieren bijvoorbeeld 100% grasgevoerd worden, of geheel of grotendeels gevoerd worden met reststromen uit de levensmiddelenindustrie.

Voordelen voor het dier

Minder productieve rassen, zoals langzamer groeiende vleeskuikens of dubbeldoelkoeien, hebben dierenwelzijnsvoordelen. Trager groeiende vleeskuikens zijn nauwelijks ziek en hebben vrijwel geen antibiotica nodig, hebben minder vaak pootproblemen en zijn actiever dan snelgroeiende rassen. Hetzelfde geldt voor runderrassen die minder melk geven – zij zijn minder vatbaar voor productieziektes zoals mastitis, melkziekte en kreupelheid en de melkkoeien leven langer waardoor ze een goede levensproductie hebben. Dieren die langzamer groeien of minder produceren, hebben wel meer voer nodig per kilogram vlees, zuivel of eieren. Het voer is verantwoordelijk voor het grootste deel van de broeikasgassenemissies van deze dieren. Daarom wordt vaak aangenomen dat de CO2-footprint van minder productieve dieren slechter is.

Voordelen voor de omgeving

Door aanpassingen te doen aan het voer kan de CO2-footprint worden verlaagd. Recent onderzoek toont aan dat de footprint van 1 ster Beter Leven vleeskuikens zelfs lager ligt dan die van snelgroeiende kuikens, omdat ze minder soja in hun voer hebben. Ook is het belangrijk om niet alleen in te zoomen op het primaire bedrijf, maar naar het hele systeem te kijken. Als voor dubbeldoelrassen wordt meegerekend dat ze ook meer vlees produceren dan melktypische rassen, en daarmee een deel van de vleesveehouderij (en de footprint daarvan) overbodig maken, valt de CO2-footprint van deze dubbeldoelrassen een stuk gunstiger uit.

Voordelen voor de boer

Omdat robuustere dieren minder gezondheidsproblemen hebben, heeft de boer minder dierenartskosten. De productie-efficiëntie van robuustere rassen is misschien wat lager, maar robuustere rundveerassen leven bijvoorbeeld langer waardoor hun levensproductie zelfs hoger kan zijn. Bovendien hoeft er zo minder vervangend jongvee aangehouden te worden waardoor de boer minder kosten heeft aan opfok. Omdat robuustere dieren mogelijk beter om kunnen gaan met voer van reststromen of volledig grasgevoerd kunnen worden, heeft de boer minder kosten aan voer. Robuuste rundveerassen zijn bijvoorbeeld effectievere grazers en kunnen beter uit de voeten met kruidenrijk grasland en hebben minder tot geen krachtvoer nodig. Daarnaast bieden dubbeldoelrassen (bijv. runderen die zowel vlees als melk produceren) het voordeel van risicospreiding omdat het inkomen niet afhangt van één geleverd product.

Meer lezen? Kijk bijvoorbeeld hier:

Voorbeelden

Contact

Heb je een vraag? Of wil jouw organisatie ook meedoen aan deze campagne? Stuur ons een e-mail.